Wanneer mag je op een gehandicaptenparkeerplaats staan?

Ken je dat bordje ‘Neem je mijn parkeerplaats? Neem dan ook mijn handicap!’? Geen overbodige boodschap, want helaas worden gehandicaptenparkeerplaatsen vaak ingenomen door mensen die er eigenlijk geen recht op hebben. Daarom voor eens en voor altijd de vraag opgelost: wanneer mag je op een gehandicaptenparkeerplaats staan?

Parkeerkaart voor gehandicaptenparkeerplaats

Eigenlijk is het simpel: je mag alleen op een gehandicaptenplek parkeren als je een parkeerkaart voor personen met een handicap hebt. Die moet goed zichtbaar achter de voorruit liggen. Ook als een van je passagiers zo’n kaart heeft, mag je gebruik maken van de parkeerplaats.

Wie heeft er recht op zo’n kaart?

Je kunt een parkeerkaart voor personen met een handicap aanvragen als je een verminderde gezondheidstoestand hebt die ervoor zorgt dat je je beperkt of minder goed kunt verplaatsen. De juiste aanvraagformulieren kun je bij je gemeentebestuur krijgen en moet je vervolgens indienen bij de FOD Sociale Zekerheid. Tenzij er iets anders op het officiële attest staat, is de kaart onbeperkt geldig.

Wat mag niet?

De parkeerkaart is niet gekoppeld aan een nummerplaat (en dus een bepaald voertuig), maar is persoonsgebonden. Je mag de kaart van een familielid of vriend dus niet gebruiken als die persoon zelf niet meerijdt.

Zijn er uitzonderingen?

Nee, behalve voor de politie. Als die een dringende oproep heeft gekregen (dat wil zeggen: zwaailichten en sirene aan!) en de politiewagen snel moet achterlaten, dan mag een agent wel – voor korte tijd – op een gehandicaptenparkeerplaats staan.

Hou je je niet aan de regels? Dan riskeer je een boete. Als je zaak voor de politierechtbank komt, kun je zelfs een rijverbod krijgen. Kom je de volgende keer tijdens je rondje parkeerplek zoeken in de verleiding om op een gehandicaptenparkeerplaats te gaan staan? Zoek dan toch maar een ander plekje. En kies voor de veiligere manier van parkeren, namelijk: achterwaarts.